Albert VANDERSTEEN werd geboren in Tienen op 20 januari 1926. Om den brode was hij haarkapper.
Halfweg de jaren ’40 richtte hij mee het zgn. “Tiens Jeugdtheater” op. Aanvankelijk met groot succes maar door een overaanbod aan ontspanningsmogelijkheden voor de jeugd boerde het jeugdtheater snel achteruit. Albert maakte er dan maar een toneelgezelschap voor volwassenen van (onder dezelfde naam …) en aanvankelijk had dit wel weer succes, toch de eerste vijf jaar. Daarna ging het bergaf, door het voortdurend tekort aan acteurs. Begin van de jaren ’50 hield de vereniging op te bestaan …
Op zekere dag kreeg Albert evenwel het bezoek van Jozef Boeckaerts, filmoperator van de Tiense bioscoop “Nova”, die hem voorstelde om samen een poppentheater op te richten. Er werd contact gezocht met Jef Contryn uit Mechelen, toen dé autoriteit wat poppenspel betreft. Omdat marionetten hem niet lagen, koos Albert voor handpoppen. Er werden er een vijftal aangeschaft, gesneden door de bekende Duitse houtsnijder Till De Kock : Tijl, koning Patat, champetter Klopstok, mijnheer Kwibus en moederke Janssens. Jozef Boeckaerts zorgde voor het houten geraamte van het theater en in een kamer thuis werd er duchtig geoefend. Onder invloed van Jef Contryn, die een nationale poppenspelfiguur wou promoten, koos men voor “Tijl Uilenspiegel” als hoofdpersonage. Het poppentheater “Tijl” ontstond officieel in 1953. In het archief van Albert vinden we in ieder geval één folder terug voor een voorstelling op 2 oktober 1953 waarbij onder die naam opgetreden werd in zaal “Crabbe” te Tienen. De toegangsprijs was toen 5 frank voor kinderen en 10 frank voor volwassenen …
Aanvankelijk was Tijl een reizend theater dat in verschillende zalen in Tienen en omgeving optrad. Albert speelde toen samen met zijn broers. Zo vinden we in het archief folders terug van een voorstelling op 6 maart 1955 in Kerkom, op 4 december 1955 ’s namiddags in Attenhove en ’s avonds in Neerwinden enz …
Maar onder de zalen, die meestal ook een politieke kleur hadden, was er een soort concurrentiestrijd en dus kocht Albert een tent van 4 meter op 10 meter aan waarmee hij een tweetal jaar rondtrok. We vinden aankondigingen van deze “tentvoorstellingen” terug in het archief tot juli 1957. Toen de tent evenwel op een kermis op de Kalkmarkt in Tienen stond, werd ze aangereden door een bus en onherstelbaar beschadigd.
Er werd toen een nieuwe, houten barak aangekocht maar aangezien deze moeilijk verplaatsbaar was, kreeg deze een min of meer vaste stek in het stadspark van Tienen. Aanvankelijk stonden de bankjes gewoon op de grond die met as bestrooid was. Resultaat : na de voorstelling waren de witte sokjes van de meeste kinderen niet langer wit … Er werd dus vlug ook voor een houten vloer gezorgd …
Naast deze barak stond een kleine loods van de stad leeg. Albert sprak burgemeester Lontie aan en in 1959 kon “Tijl” zijn intrek nemen in deze loods, die volledig door de familie Vandersteen als poppentheater werd ingericht. De zaal werd plechtig geopend op 4 oktober 1959. E. Peeters maakte toen een mooi schilderij van Tijl dat in de façade van het theater verwerkt werd. Na enkele jaren werden de houten bankjes ook vervangen door vaste theaterstoeltjes, gekocht van een parochiezaal die afgebroken werd. Er waren toen een negentigtal zitplaatsen.
In deze zaal werd tijdens het seizoen elke zondagnamiddag gespeeld. Albert speelde toen alleen, geassisteerd door zijn echtgenote en zijn dochter. Zeer regelmatig was er een ander stuk te zien. Elke productie bleef twee à drie weken op de affiche, maar als de voorstelling succes had werd dit soms verlengd.
We vonden volgende titels terug met een datering :
“Tijl en de duivel” (1956, 1957), “Koning Patat” (1957), “De bedrogen heks” (1957), “De draak gevangen (1961), “Kaboutersleed” (1962) ; “Sneeuwwitje en de zeven dwergen” (1963, 1980, 1992, 1998) ; “Het toverdrankje” (1969, 2005), “Het verdwenen halssnoer” (1973, 1996, 2001, 2004, 2006, 2009, 2014), “Doornroosje” (1976), “De Toverlantaarn” (1981, 2008), “Repelsteeltje”(1984, 1996, 2004, 2007, 2013), “Een eigenaardige kerstnacht” (1990), “Pinokkio” (1991, 2001), “De muziekdoos” (1992, 1993, 2007, 2010), “De Chinese nachtegaal” (1992, 1997), “Clown August” (1996, 2003, 2006, 2007, 2010, 2015), “De vlinderprinses” (1999, 2003, 2005, 2008, 2011, 2012), “Slim Hansje” (1999), “De bloem van de watergeest” (2002), “De gouden sleutel” (2003, 2009, 2015), “De toverstok van fee Wondergoed” (2004, 2005, 2010, 2014) “Kerstmis bij de houthakker” (2004, 2006, 2007, 2008, 2009, 2011, 2013), “Waar is de ezel van Sinterklaas” (2005), “De geheimzinnige viool” (2006) “Sinterklaas betoverd” (2006, 2011, 2013), “Assepoester” (2008) “De kerstman betoverd” (2010, 2012, 2014), “De gelaarsde Kat” (2011, 2012), “Prins Langneus” (2012) “Het verloren boek van Sinterklaas” (2012), “Het geheim van het gouden paasei” (2013), “De veldwachter naar de maan” (2014), “Waar is de stoomboot van Sinterklaas” (2014) en “Een geschenk voor Sinterklaas” (2015).
Daarnaast vonden we volgende titels terug op aankondigingen zonder datering :
“De gesloten kist”, “de veldwachter waakt”, “Het Spookkasteel”, “De betoverde prins”, “Kabouter Langneus”, “De nieuwe staf van Sinterklaas”, “Aladin en de Toverlamp”, “Sinterklaas bestolen” “En toen kwam Sinterklaas”, De gouden rozen”, “De geheimzinnige roos”, “Een vergissing van Sinterklaas”, “Kabouter Langbaartje”, “Een bewogen kerstavond”, “Een Heksenstreek” “Het tweede zwaard”, “Het ontvoerde prinsesje”, “De geheimzinnige Koffer”, “De veldwachter viert carnaval”, “Het gebeurde in het circus”, “Het was maar een droom”, “Eén dag te laat”, “De reus in het gevang”, “Het gebeurde in de Kerstnacht”, “De schat in de waterput”, “De Blauwschuur”, “Grietjes pop”, “In de val”, “Carnaval bij de koning”, “De kristallen vaas”, “De dansmeester”, “Het oude kasteel”, “Het wonderbare zwaard”, “De vergissing van fee Wondergoed”, “De levende dode”, “De kerstster is verloren”, “Het verdwaalde kaboutertje”, “Stille Nacht, heilige Nacht”, “het geheim van de oude torens”, “Dokter Pillemans bestolen”, “Een paasdroom”, “Sesam, open u”, “De drie veren”, “De kabouter en de boze tovenaar” “Zwarte Piet en Zwarte Piet”, “Grietjes vriend”, “De twee koffers’, “Het geheim van de heks”, “De kroon van kabouter Goedhart” “Het verdwaalde maanmannetje”, “Het geheimzinnige briefje” , “De ster van de drie koningen”, “De grote reis”, “Professor Knobbel”, “De veldwachter wordt detektief”, “De vliegende koffer”, “De oude man en de schat”, “Het mooiste geschenk”, “Hansje en Grietje”, “De meesterdief”, “Een reuze carnaval”, “De boer en de prinses”, “Grietjes geheim”, “De nood van Sinterklaas”, “Ta … ta … ta”, “Bloemen voor moeder”, “De verdwenen pannekoeken”, “De verdwenen veldwachter”, “De juwelen van de tovenaar”, “De witte stok”, “Mislukt verlof”, “De gekke koffiemolen”, “Kabouter Goedhart”, “Nieuwjaar in sprookjesland”, “De oude Chinees”, “het verdwenen aapje”, “de verdwenen fee”, “En toen kwam de Kerstman”, “De saffier van de fakier”.
Albert schreef nooit teksten uit, blijkbaar zelfs geen samenvattingen. Hij bedacht vooraf het verhaal en speelde dit vervolgens volledig op improvisatie. Zijn assistentes, dochter en echtgenote, moesten maar kunnen volgen en soms raden wat hij bedoelde of waar hij naartoe wou, want er werd ook nooit gerepeteerd … We vonden enkel een paar “kattebelletjes” terug met bv. een toverspreuk, een rijmpje of ev. de poppen die in een bepaald stuk meespeelden …
Er was ook één productie voor volwassenen “Waar de Sterre bleef stille staan”, van Felix Timmermans. Dit was het enige stuk dat niet “live” maar op band werd gespeeld. Het werd o.a. opgevoerd in 1975, 1976, 1985, 1989 en in 2008.
Alle andere stukken werden dus volledig op improvisatie gespeeld. Muziek, geluiden een ev. inleiding (meestal ingesproken door dochter Liliane) waren wel vooraf opgenomen, eerst met een bandopnemer, daarna met cassettes, uiteindelijk met mini-disk.
Voor de poppen bleef Albert beroep doen op Till De Kock. Na diens overlijden deed hij af en toe een beroep op Chris Geris om nieuwe poppen te snijden. De kleren werden aanvankelijk gemaakt door mevrouw Wuestenberg, een tante van zijn vrouw. Toen Chris Geris poppen begon te snijden, zorgde Mieke Geris voor de kledij. Decors schilderde Albert meestal zelf op doek en ook de attributen maakte hij zelf. Bepaalde decors waren van de hand van Jef Vanderstappen, o.a. deze voor “De Chinese Nachtegaal” en “Waar de sterre bleef stille staan”.
Naast de vaste zaal had Albert ook een reizend poppentheater waarmee hij op verplaatsing ging spelen. Aanvankelijk was er een kast met een vrij kleine scène, later werd een veel groter reizend theater gemaakt.
Een eerste hoogtepunt kwam er in 1963 toen “Tiense Tijl” deelnam aan het internationaal poppentheaterfestival van Leuven. Albert speelde er “Sneeuwwitje en de zeven dwergen” en behaalde er de tweede plaats. Maar omdat hij het eerste Belgische poppentheater was, bekwam hij ook het Landjuweel voor poppenspel.
Albert organiseerde ook zelf internationale poppentheaterfestivals, die meestal doorgingen in het zaaltje in het Stadspark. We vonden folders en aankondigingen terug voor de jaren 1967, 1972, 1973 en 1981. Bij die gelegenheden werd soms ook een tentoonstelling ingericht en waren ook buitenlandse gezelschappen te zien.
Op 13 april 1969 vierde “Tijl” het tienjarig bestaan als “vast” theater en Albert zijn 15-jarige poppenspelcarrière. Er was toen een academische zitting op het stadhuis en dezelfde dag uiteraard een voorstelling. Het theater voerde toen “Het Wonderdrankje” op, een bewerking van een sprookjes van Grimm, in een vernieuwd theater.
Op 28 juni 1974 werd het 15-jarig bestaan van het vast theater gevierd in het zaaltje in het stadspark met een gastoptreden van een marionettentheater uit Ledeberg dat “Pierke vliegt naar Mars” bracht. In die tijd bracht “Tijl” jaarlijks zowat 50 voorstellingen, een 30-tal in eigen zaal en een 20-tal op verplaatsing.
In 1978 ontving Albert Vandersteen van Harbalorifa, een Tiense vereniging van academici, de “Prijs Jules Devries”, een jaarlijkse prijs die de stad toekende aan een verdienstelijke Tienenaar. “Tijl” bestond toen ook 25 jaar, wat gevierd werd op zondag 30 april 1978 in het zaaltje in het stadspark met o.a. een gelegenheidstoespraak van burgemeester J. Coel.
Een nieuw hoogtepunt was 1984 toen het theater uitgenodigd werd door het Staatspoppentheater Larec om op te treden in de Poolse stad Bilsco Biala. “Tijl” voerde er in het Nederlands “De betoverde prins” op.
In 1988 werd het 35-jarig bestaan gevierd met opnieuw de organisatie, in april en mei, van een poppentheaterfestival waaraan 4 poppentheater deelnamen : poppentoneel Festival uit Gentbrugge, Poppentheater De Nar uit Sint-Amandsberg, Poppentheater Hasseltse Tijl uit Hasselt en poppentheater Vrolijke Vrienden uit Alken. De optredens gingen door in de Stadsschouwburg. In juni waren er dan opendeurdagen in de eigen schouwburg.
In 1993 werd het veertigjarig bestaan van “Tijl” gevierd met op 29 augustus 1993 een gastvoorstelling in de stadsschouwburg door Poppentoneel Festival met “Alladin en de wonderlamp” en op 21 december 1993 een huldiging door het stadsbestuur. Schepen van Cultuur J. Defau sprak de feestrede uit.
Toen Albert wat ouder werd, en zeker reisvoorstellingen minder evident werden omwille van de leeftijd, huurde hij via een door hem opgerichte vzw een pand aan de Oude Leuvensestraat. Hij richtte er een taverne in met achteraan een heus poppenmuseum. Na een “vooropening” op 12 juli 1996, opende het museum officieel op 24 januari 1997 met een toespraak door Trees Mercx-Van Goey, schepen van Toerisme. In dit zaaltje stelde Albert niet alleen de poppen van “Tijl” ten toon, maar ook allerlei andere poppen die hij verzameld had van over de hele wereld. Er stond ook een klein theatertje waarmee hij voor scholen korte demonstraties kon geven. Enkele jaren later kreeg hij als pronkstuk ook nog de poppenkast “Fantasia” cadeau, de poppenkast van tante Terry, met alle poppen en rekwisieten.
Ook nadien kreeg Albert nog prijzen : in 2002 werd hij opgenomen in de “Orde van Pikke Stijkès”. Dat jaar werd ook het vijftigjarig bestaan gevierd met een viering in de stadsschouwburg. Voor die gelegenheid bracht Poppentheater Pedrolino er “Een springlevend Sprookjesboek”.
In 2009 kreeg Albert de cultuurprijs van de stad Tienen voor zijn levenswerk.
In 2012 werd het zestigjarig bestaan van het theater gevierd. Opnieuw bracht Poppentheater Pedrolino in de stadsschouwburg de gelegenheidsvoorstelling met “Het geheim van de Zingende Toren”.
In 2015, toen Albert zijn 65-jarige carrière als poppenspeler vierde, kreeg hij het ere-diploma én de gouden medaille van de Cultuurraad van de Stad Tienen uit handen van voorzitter Jef Vanderstappen. Deze gebeurtenis vond plaats op 19 december 2015. Het laatste optreden dat we konden ontdekken dateerde evenwel van 15 november 2015 toen “Een geschenk voor Sinterklaas” gespeeld werd.
Albert was ook een paar keer op de televisie te zien. In de jaren ’70 zond de toenmalige BRT een fragmentje in een kinderprogramma op woensdagnamiddag en Albert was ook te gast in het tv-programma “Zondag, Josdag” om er zijn museum voor te stellen.
Albert bleef steeds trouw aan het traditionele handpoppentheater. Vernieuwingen binnen het hedendaagse poppentheater en nieuwe expressievormen konden hem niet boeien, laat staan inspireren. Maar zijn publiek vroeg daar ook niet om en bleef genieten van het conventionele poppenspel met stereotype personages en klassieke, sprookjesachtige verhalen.
Naast poppenspeler was Albert ook nog op veel andere vlakken actief : vanaf 1965 organiseerde hij verklede kinderbals, later kwam er de jaarlijkse kindercarnavalstoet. Hij organiseerde meerdere Miss Tienen verkiezingen, diverse Folklorestoeten, hij was stichter en voorzitter van het Folklorecomité. Hij organiseerde ook de succesvolle revue “De Tijd van Toen”. Hij was ook politiek actief en kwam twee keer op bij de lokale verkiezingen, eerst bij de toenmalige PVV en nadien bij de SP.a. Daarnaast schilderde hij ook nog.
Albert overleed op 2 februari 2017. Hierdoor viel het theater helemaal stil. Zijn echtgenote en dochter hielden wel nog enige tijd het museum en het museumcafé open.
Uiteindelijk werd in 2020 zowel de inboedel van het vast theater als een groot deel van de inhoud van het museum overgenomen door poppentheater Pedrolino. Een deel van met materiaal werd heringezet in het zaaltje van Pedrolino in Sint-Amandsberg. Ook een groot deel van de poppen van Albert wordt daar nu permanent tentoongesteld. Zo blijft de herinnering bestaan aan een merkwaardig man die veel voor het traditioneel handpoppentheater betekend heeft, al was het maar door zijn (koppige) volharding in een genre waar sommigen misschien nu de neus voor ophalen, maar dat nog altijd de kinderen van vandaag kan boeien omwille van de warme sfeer die dergelijke voorstellingen oproept en de mogelijkheid om mee te leven met herkenbare, sprookjesachtige personages.