’t SPELLEKE VAN DE FOLKLORE, Gesticht in 1942 door J. Boes.
Sinds december 1926 speelde “het Spelleke van de Muide” tijdens de vakantieperiodes en de Gentse Feesten in het vroegere Museum voor Volkskunde (toen nog gelegen in de Lange Steenstraat in Gent). Op zeker ogenblik, in 1942, was het gezelschap echter door zijn volledige repertoire heen en voerde men, een beetje ten einde raad, een bijzonder tranerige oude “draak” op waarin Pierke nauwelijks een rol had buiten meeleven met het leed van de echte hoofdpersonages. De toenmalige conservator, de heer Julien BOES, vond de kwaliteit van deze voorstelling dermate ondermaats dat “het Spelleke van de Muide” zijn biezen kon pakken en er besloten werd om een eigen poppentheater op te starten. Daarvoor sprak BOES blijkbaar in eerste instantie de jongste speler van “het Spelleke van de Muide”, Gustaaf NEIRYNCK, aan. Gust DE PUYDT, die begrepen had dat “het Spelleke van de Muide” over zijn hoogtepunt was, stelde zich ook al snel kandidaat. Decorateur Stefan VERMEERSCH (1915 – 1988) ontwierp toen de poppenkoppen, die uitgevoerd werden door Bernard VAN GUYSE, die ook voor verschillende andere poppentheaters koppen sneed. De koppen die gemaakt werden voor “het Spelleke van de Folklore” weken wel enigszins af van de traditionele : vrij groot en zeer hoekig gesneden, bijna expressionistisch van stijl.
Voor de elektrische verlichting werd een zekere Georges STOOPS aangesproken, die zich al gauw ook als poppenspeler nuttig maakte, doch later bij poppentoneel Festival ging spelen. Dit poppentheater werd in 1953 gesticht door Pierre DE WISPELAERE, die kort na de Tweede Wereldoorlog actief was bij “het Spelleke van de Folklore” als decorschilder en af en toe ook als poppenspeler, ter vervanging van Gustaaf NEIRYNCK, die zich, ingevolge de nasleep van de tweede wereldoorlog, tijdelijk uit het poppenspel had moeten terugtrekken. Toen DE WISPELAERE echter het gezelschap verliet om zijn eigen poppentheater te stichten kwam Marc DE PUYDT, zoon van Gust DE PUYDT, als speler de kern vervoegen.
Het vast theater in de Lange Steenstraat viel in 1953 stil, maar men ging tot 1960 door met reisvoorstellingen. In 1963 was de verhuis van het Museum voor Volkskunde naar de Kraanlei in Gent een feit en begon het theater een nieuw leven op de beroemde “poppenzolder”. Twee jaar later, in 1965, kwam Gustaaf NEIRYNCK er weer bij als poppenspeler. Georges STOOPS was ondertussen naar FESTIVAL vertrokken …
Jarenlang bestond het spelersteam dan ook uit het trio Gust DE PUYDT, Gust NEIRYNCK en Marc DE PUYDT. Vanaf januari 1973 speelde men niet alleen de zaterdag, maar ook op woensdagnamiddag. De nieuwe decors, niet altijd even geslaagd, waren het werk van Gust NEIRYNCK en zoon Dirk.
Het repertoire werd vanaf de terugkomst van Gust NEIRYNCK ook grondig vernieuwd en daarvoor had de groep zo haar eigen manier van werken. Men maakte bij het begin van het seizoen een speelkalender met enkele goed klinkende titels. Pas de week voor de voorstelling bedacht men daar een verhaal bij. Gust NEIRYNCK beschikte over enkele grote registers waarin dit verhaal uiterst beknopt werd samengevat in telegramstijl (ook het aantal toeschouwers werd telkens vermeld …). Er werd dus 100 % op improvisatie gespeeld. Af en toe werden bestaande stukken hernomen. Soms vergat men wel eens dat men bij een bepaalde titel al een verhaal had, en zo komt het dat er van een bepaald stuk soms twee totaal verschillende versies bestaan …
In 1978 besliste Gust DE PUYDT om de poppen aan de haak te hangen, ten einde in schoonheid te kunnen eindigen “gelijk ne koereur”, zoals hij zelf altijd zei.
Gustje had echter jarenlang de rol van Pierke gespeeld en toen stelde zich de vraag wie hem in die rol zou opvolgen. Toen de beheerscommissie van het museum voor Volkskunde besliste dat Marc DE PUYDT (niet toevallig lid van diezelfde commissie …) voortaan de leiding zou waarnemen, was voor Gust NEYRINCK de maat vol en trok ook hij eruit (korte tijd later zou hij dan, samen met zijn zoon, zijn eigen poppentheater ” ’t Spelleke van Gent” stichten). Ten einde raad moest Gust DE PUYDT opnieuw de poppen ter hand nemen, tot twee nieuwe spelers, Chris VAN HULLE en Dolf VERGAUWEN, voldoende ingespeeld waren.
De komst van twee nieuwe, relatief jonge spelers, zorgde voor heel wat vernieuwing.
De registers met de “korte inhouden” lagen immers thuis bij Gust NEIRYNCK en Marc dacht er niet aan ze bij hem te gaan vragen. Marc herinnerde zich enkel nog een paar titels en in het beste geval nog een stuk van de intrige. Enkele dagen voor de voorstelling stelde men aldus regelmatig vast dat men enkel over een titel en een deel van het eerste bedrijf beschikte … Er werd dan snel-snel een volledig verhaal in elkaar gebokst dat de woensdag volledig op improvisatie werd gespeeld. Tegen de zaterdag had Chris dan meestal een korte inhoud uitgetikt. Het is eigenlijk zeer grappig om de korte inhouden van Gust NEIRYNCK nu te vergelijken met deze van Chris VAN HULLE : soms is enkel de titel hetzelfde en het verhaal volledig anders (bv. “Rikke-Tikke-Tavi”) ; soms werd op een bestaand verhaal een verkeerde titel geplakt (bv. “Vadertje Eik” is eingenlijk het verhaal van “Ukkendulleke”, de kabouterbaby) enz …
Chris schreef ook enkele nieuwe stukken, o.a. “Drommels, de Krobbels” en “Sloester, de oester”, twee stukken rond milieuvervuiling, en “De nukkige Nicotientjes”, waarin tabak en roken centraal staat.
Er werd nog steeds niet met uitgeschreven teksten gewerkt. Aan de hand van een in telegramstijl opgestelde korte inhoud improviseerde men naar gelang de reacties van het publiek. Dat had als gevolg dat de ene voorstelling al beter was dan de andere …
Adolf VERGAUWEN was jarenlang ook de muzikant van de groep : hij schreef heel wat liedjes en bespeelde verschillende muziekinstrumenten.
Chris en Dolf stelden ook vast dat de decors (meestal op doek geschilderd en niet opgerold maar in vier of in zes geplooid …) totaal versleten waren en niet altijd even meesterlijk geschilderd. Eerst probeerde men de bestaande decors te herschilderen. Uiteindelijk werd beroep gedaan op Michel BRACKE die op enkele jaren tijd allemaal nieuwe decors borstelde.
Een ander probleem waren de poppen : de collectie was al bij al beperkt tot een vijftigtal koppen. Om toch wat variatie te kunnen brengen werden de koppen regelmatig van lijf verwisseld en werd gebruik gemaakt van lapjes, vodden, mantels, hoedjes … om de poppen een ander uitzicht te geven. Toch moe(s)t men regelmatig gebruik maken van plastic of zelfs pluche-koppen …
De zoektocht naar een goede poppensnijder was echter niet simpel. In de jaren ’80 werd de collectie poppenkoppen dan toch een beetje aangevuld door Patrick BEKAERT, die, op basis van nog niet uitgevoerde schetsen van VERMEERSCH, enkele nieuwe figuren heeft gebeiteld, aangepast aan het actuele repertoire (vnl. dieren : een wolf, twee vossen, een uil, maar ook andere figuren : enkele jonge vrouwen, een reus en een kluizenaar).
Omdat er, behalve in augustus, het hele jaar door gespeeld werd, ontstond al vlug de behoefte aan enkele “vaste invallers” om de poppen te hanteren als iemand van de vaste ploeg afwezig was. Na enkele jaren werd zo’n invaller gevonden in de persoon van Koen VERGAUWEN (broer van Adolf). Tussen april 1991 en juni 1993 stak ook Dieter VANOUTRIVE, toen vast medewerker bij “Festival”, meer dan regelmatig een handje toe. Hij nam o.a. regelmatig de Pierkesrol over wanneer Marc afwezig was en verzorgde samen met Koen de reisvoorstellingen.
Het aantal reisvoorstellingen werd sowieso eerder beperkt gehouden. Tenslotte moest men al twee keer per week spelen in het museum.
In 1992 overleed Adolf VERGAUWEN na een slepende ziekte. Chris VAN HULLE had inmiddels ook zijn ontslag gegeven. Koen VERGAUWEN, die zijn zieke broer al een jaar lang had vervangen, werd vanaf dat ogenblik vaste speler en Jan DELEU werd vanaf september 1992 de derde man.
Na het wegvallen van Dolf en Chris leek er weinig evolutie te zijn in het oudste poppentheater van Gent. Jan schreef wel nog enkele nieuwe stukjes, er kwamen enkele nieuwe decors en een zeer beperkt aantal nieuwe poppen, maar voor het overige bleef men teren op de naam en de faam die in het verleden was opgebouwd. Men kreeg ook de indruk dat de museumdirectie, die het museum ondertussen had omgedoopt tot het “Huis van Alyn”, het poppentheater eerder stiefmoederlijk behandelde en het gezelschap enkel “getolereerd” werd omdat het publiek naar het museum bracht. Het feit dat bv. de collectie van het gezelschap niet eens geïnventariseerd werd (waardoor er door de jaren heen ook heel wat materiaal “verdween”), was ook veelzeggend. Pas in 2022 zou werk gemaakt worden van deze inventarisatie …
In 2008 moest Marc DE PUYDT om gezondheidsredenen verstek laten gaan ; hij overleed in 2009. Eind december 2009 gaf ook Jan DELEU er de brui aan.
Het vertrek van DELEU luidde echter wel blijkbaar een nieuwe periode in : Thans zit het Spelleke “volledig” onder de beschermde vleugels van het Huis van Alyn. De huidige speelploeg is blij dat de ondersteuning van de raad van de bestuur en de conservator die er mee voor zorgen dat het poppentheater kan blijven bestaan. Koen begon de verhalen volledig uit te schrijven en in dialoog te zetten om het voor de volgende generatie spelers iets gemakkelijker te maken. Ook de restauratie van decors en poppen werd, voorzichtig, aangepakt. Enkele vrouwelijke suppoosten werkten aan de kledij van de poppen. Marino LOMME boetseerde enkele nieuwe koppen, o.a. dieren zodat de pluche exemplaren achterwege konden worden gelaten. Michel Bracke restaureerde oude decors en schilderde er ook een aantal nieuwe. Decors die hij destijds voor marionettheater DE NAR had geschilderd werden, door tussenkomst van Dieter Vanoutrive, naar het museum overgebracht en opnieuw gebruikt. Het theatertje heeft nu ook een eigen face book-pagina.
Er zijn thans verschillende nieuwe spelers die afwisselend optreden, met Koen als vaste waarde en Pierke-speler. Er werd ook opnieuw gestart met schoolvoorstellingen. De voorstellingen op woensdagnamiddag vielen (behalve tijdens de vakanties) wel weg. Men speelt nu wekelijks op zaterdag vanaf oktober tot mei. Om de 14 dagen is er een ander programma.
Er lijkt dus “nieuw leven” in “Het Spelleke van de Folklore” te zitten !
In juli 2013 besloot men dat het gezelschap van naam zou veranderen en voortaan zou optreden als “Pierke van Alijn” om een duidelijker link te leggen met de plaats waar het gezelschap optreedt. Erg jammer (zeker voor een poppentheater dat in een museum is gevestigd) is dat hierdoor het typisch Gentse woord “spelleke” verdween. Vreemd dat men daar blijkbaar niet aan dacht. Hoewel dit in alle toonaarden ontkend wordt hebben wellicht (ook) commerciële motieven meegespeeld. De Pierkesfiguur is en blijft immers de grote aantrekkingspool …